Oproeping zitting kantonrechter
Gijzeling mag alleen worden toegepast na machtiging van de kantonrechter. De kantonrechter moet de officier van justitie toestemming geven om gijzeling toe te passen. Dit gebeurt op een openbare zitting waarvoor u moet worden opgeroepen. Soms komt het echter voor dat cliënten deze oproeping niet heeft ontvangen. De vraag is dan waar het mis is gegaan. Wanneer blijkt dat u niet behoorlijk bent opgeroepen voor de zitting moet dit ertoe leiden dat de gijzeling onmiddellijk opgeheven moet worden of niet mag plaatsvinden. Het is daarom belangrijk om goed na te gaan of de oproeping voor de zitting op de juiste manier aan u is betekend.
Betekening oproeping
De oproeping voor de zitting bij de kantonrechter moet op de juiste wijze aan de betrokkene worden betekend. De wijze waarop deze betekening dient te geschieden is geregeld in artikel 587 en 588 Sv.
Soms kan het zijn dat het mis is gegaan bij deze betekening. De betrokkene is dan niet op de juiste wijze opgeroepen voor de zitting. Dat levert dan een onregelmatigheid op. Wanneer dit kan worden aangetoond, kan dit tot gevolg hebben dan de gijzeling wordt opgeheven of opgeschort.
Beoordelingskader opheffing/schorsing gijzeling
Bij de beoordeling van vorderingen tot opheffing dan wel schorsing van de maatregel van gijzeling heeft als uitgangspunt te gelden dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de burgerlijke rechter tot een eigen oordeel komt over de gerechtvaardigdheid of rechtsgeldigheid van de verleende machtigingen. Met dit stelsel is in algemene zin niet verenigbaar dat degene op wie een rechterlijke machtiging tot gijzeling betrekking heeft de gelegenheid zou hebben om door een vordering tegen de staat op grond van onrechtmatige daad de juistheid van een beslissing van de kantonrechter dan wel de aanvaardbaarheid van de procesgang die tot diens beslissing heeft geleid, tot onderwerp van een nieuw geding te maken en aldus door de burgerlijke rechter te laten toetsen. De voorzieningenrechter dient in beginsel uit te gaan van de rechtmatigheid van de door de kantonrechter verleende machtigingen. De voorzieningenrechter dient zich derhalve bij de beoordeling van de vorderingen tot opheffing of schorsing van gijzeling terughoudend op te stellen.
Op dit geformuleerde uitgangspunt wordt slechts een uitzondering gemaakt indien zich (zeer) bijzondere omstandigheden voordoen of wanneer zich tijdens de procedure tot het verkrijgen van de machtigingen onregelmatigheden hebben voorgedaan, zoals in het geval de door betrokkene niet behoorlijk is opgeroepen.
(zie o.a. Rb Leeuwarden, 26 november 2008, ECLI:NL:RBLEE:2008:BG7878)
Benodigde stukken
Wil een dergelijke vordering tot opheffing c.q. schorsing van de gijzeling kans hebben, dan moet worden aangetoond dat u op het moment van betekening van de oproeping ingeschreven was in de gemeentelijke basisadministratie, en dat desondanks u nooit de oproeping hebt ontvangen.
U moet dan zo spoedig mogelijk
1) het exploit van betekening opvragen bij het CJIB
2) een uittreksel uit het persoonsregister van de gemeente halen, waaruit kan volgen dat u op de dag van betekening stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie en ook dus op welk adres.
Wanneer blijkt dat het CJIB de oproeping op een ander adres heeft betekend dan dat waarop u stond ingeschreven, of dat het CJIB ten onrechte er vanuit is gegaan dat u geen vaste woon- of verblijfplaats had, is het mogelijk om via een kort geding opheffing of schorsing van de gijzeling te vorderen.