Opheffing gijzeling vanwege te lange totale duur
Gijzeling is een pressiemiddel van de officier van justitie om in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv; Wet mulder) een persoon te dwingen om de openstaande CJIB-boetes te betalen. Wanneer iemand de boetes niet betaalt, kan hij/zij in gijzeling worden genomen. De officier van justitie hanteert hierbij een maximale duur van de gijzeling van 7 dagen per boete, maar bij meerdere boetes kan de totale duur van de gijzeling behoorlijk oplopen. Dit is echter niet toegestaan.
De notale duur van de gijzeling – op grond van verschillende machtigingen kantonrechters – staat niet in een redelijke verhouding met het beoogde doel, te weten betaling van de openstaande boetes. Daarbij is rekening gehouden met de Aanbeveling van het landelijk overleg coördinerend kantonrechters (LOCK), inhoudend dat – voor zover sprake is van meerdere zaken betreffende één persoon – de machtiging tot toepassing van het dwangmiddel gijzeling wordt verleend voor de maximale duur van vijftien dagen, tenzij de officier van justitie concrete bijzondere omstandigheden stelt en aannemelijk maakt.
Dit is zo bepaald in een uitspraak van de Rechtbank Den Haag, van 28 maart 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:6337. In deze zaak hadden de betreffende kantonrechters zich niet gehouden aan deze Aanbeveling, hetgeen wel van hen had mogen worden verwacht. Concrete bijzondere omstandigheden die aanleiding gaven om af te wijken van de Aanbeveling waren niet aanwezig. Het ging in deze zaak om een man die 126 dagen gijzeling boven zijn hoofd had hangen.
In kort geding werd opheffing van de gijzeling gevorderd. Dit werd toegewezen. De man werd onmiddellijk in vrijheid gesteld.
< Terug naar Gijzeling