Kort geding om gijzeling tegen te houden alleen bij onregelmatighedigheden
Als eenmaal de kantonrechter de vordering tot het toepassen van gijzeling heeft toegewezen, kunt u vaak nog maar weinig doen om de gijzeling tegen te houden, anders dan het betalen van de boetes waarvoor gijzeling is toegestaan. Men heeft nog wel eens geprobeerd om via een kort geding de gijzeling te voorkomen of te stoppen, maar dat is slechts zelden succesvol.
Beoordelingskader rechter kort geding
Bij de beoordeling van de vorderingen tot opheffing dan wel schorsing van de maatregel van gijzeling wordt als uitgangspunt genomen dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de burgerlijke rechter tot een eigen oordeel komt over de gerechtvaardigdheid of rechtsgeldigheid van de verleende machtigingen. Met dit stelsel is in algemene zin niet verenigbaar dat degene op wie een rechterlijke machtiging tot gijzeling betrekking heeft de gelegenheid zou hebben om door een vordering tegen de staat op grond van onrechtmatige daad de juistheid van een beslissing van de kantonrechter dan wel de aanvaardbaarheid van de procesgang die tot diens beslissing heeft geleid, tot onderwerp van een nieuw geding te maken en aldus door de burgerlijke rechter te laten toetsen. De voorzieningenrechter dient in beginsel uit te gaan van de rechtmatigheid van de door de kantonrechter verleende machtigingen. De voorzieningenrechter dient zich derhalve bij de beoordeling van de vordering tot opheffing of schorsing van de maatregel van gijzeling, of het verbod tot het toepassen van gijzeling terughoudend op te stellen.
De voorzieningenrechter kan daarom niet ingaan op verweren dat dat het opgelegde dwangmiddel buitenproportioneel zou zijn, dat het dwangmiddel oneigenlijk wordt gebruikt, dat mede door de lange duur het punitief karakter van de maatregel is verlaten en dat de redelijkheid en billijkheid de uitvoering van de maatregel van gijzeling opzij zetten.
Op het hiervoor geformuleerde uitgangspunt wordt slechts een uitzondering gemaakt indien zich (zeer) bijzondere omstandigheden voordoen of wanneer zich tijdens de procedure tot het verkrijgen van de machtigingen onregelmatigheden hebben voorgedaan, zoals de situatie dat de betrokkene voor de zitting bij de kantonrechter niet behoorlijk is opgeroepen.
Uitspraak Voorzieningenrechter Leeuwarden,
In een uitspraak van de voorzieningenrechter Leeuwarden d.d. 26 november 2008, ECLI:NL:RBLEE:2008:BG7878 speelde dit ook. De rechter oordeelde in die zaak als volgt:
“4.5. [eiseres] heeft overgelegd een uittreksel uit het persoonsregister van de gemeente [woonplaats], waarin is opgenomen dat zij vanaf 10 oktober 2005 in de gemeente is gevestigd en dat zij vanaf 17 oktober 2007 op haar huidige adres woont. Dit lijkt op het eerste gezicht niet te rijmen met de oproepingen van [eiseres] bij openbaar exploot alsof zij niet over een vaste woon- of verblijfplaats zou beschikken. Uit de door de staat overgelegde stukken van het CJIB blijkt evenwel dat [eiseres] vanaf 10 oktober 2005 niet altijd een vaste woon- of verblijfplaats gehad heeft. De voorzieningenrechter maakt uit die stukken op dat het CJIB de adresgegevens van [eiseres], zoals die zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, herhaaldelijk heeft geverifieerd. Zo blijkt uit een check van die gegevens op 27 juni 2006 dat [eiseres] op dat moment geen vaste woon- of verblijfplaats had. Op 12 december 2007 heeft het CJIB geconstateerd dat [eiseres] op haar huidige adres verblijft. Dit correspondeert met het door [eiseres] overgelegde uittreksel waarin is vermeld dat zij daar vanaf 17 oktober 2007 verblijft. Tegen de achtergrond dat de machtigingen zijn verstrekt in de periode van 30 november 2006 tot en met 21 januari 2008 en de uiteenzetting van de staat dat tussen de oproeping en de zitting een periode van enkele maanden kan zitten, valt geenszins uit te sluiten dat [eiseres] op het moment van de betekening van de oproepingsexploten geen vaste woon- of verblijfplaats had. [eiseres] heeft het tegendeel in dit kort geding naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende aannemelijk weten te maken. Omdat ook de kantonrechter in zijn machtigingen van 30 november 2006 en 8 januari 2007, 22 januari 2007, 5 februari 2007 en 21 januari 2008 heeft vastgesteld dat [eiseres] behoorlijk is opgeroepen, oordeelt de voorzieningenrechter aannemelijk dat de oproeping van [eiseres] volgens de regels is gegaan.”
Uiteindelijk bleek dus de oproeping correct te zijn verlopen. Dat de oproeping de betrokkene niet had bereikt, had te maken met het feit dat betrokkene enige tijd geen vaste woon- of verblijfplaats heeft gehad.
Bewijs niet ontvangst oproeping
Het is in beginsel aan het CJIB om te bewijzen dat de oproeping zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Indien u bericht hebt gekregen dat u op korte termijn gegijzeld gaat worden, kunt u zelf bewijs hiervan opvragen bij het CJIB. Voor deze werkzaamheden wordt in beginsel geen toevoeging afgegeven voor een pro deo advocaat. U moet dus zelf de benodigde informatie opvragen bij het CJIB. Pas wanneer blijkt dat er onregelmatigheden hebben plaatsgevonden, kunt u met de hulp van een pro deo advocaat een kort geding starten. U moet er echter wel rekening mee houden dat bij afwijzing van het kort geding u ook nog eens in de proceskosten wordt veroordeeld. De onregelmatigheid bij de oproeping moet dus wel echt vaststaan.
< Terug naar Gijzeling