Voorwaarden buitengebruikstelling auto
Buitengebruikstelling van een voertuig mag niet zonder meer plaatsvinden. Er moet eerst zijn voldaan aan een aantal voorwaarden.
1. Voorafgaand executietraject
De buitengebruikstelling van een auto is geregeld in artikel 28b Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). In dit artikel is bepaald dat de buitengebruikstelling pas mag plaatsvinden indien de officier van justitie de boetes niet overeenkomstig artikel 26 en 27 Wahv niet is gelukt.
Het zwaardere middel van buitengebruikstelling mag dus pas worden ingezet als het CJIB in het executietraject daaraan voorafgaand (met inzet van een aanschrijving, aanmaningen, een deurwaarder en het dwangmiddel inname rijbewijs) niet is geslaagd in het verkrijgen van een betaling van de betrokkene, terwijl het daartoe nog wel mogelijkheden ziet. Als zondermeer is komen vast te staan dat een betrokkene geen verhaal biedt, bijvoorbeeld bij een faillissement, wordt een dwangmiddel niet toegepast. Toch zien we in de praktijk dat het CJIB alles uit de kast zal halen om de boetes te innen, dus ook de inzet van de buitengebruikstelling van een auto.
2. Vermag te beschikken
Een tweede eis is dat het gaat om een voertuig waarover de betrokkene vermag te beschikken.
Onder beschikken moet volgens de wetsgeschiedenis worden verstaan "het ten gebruike onder zich hebben". Uit de wetsgeschiedenis blijkt ook dat met deze regeling is beoogd te voorkomen dat de persoon die zich na oplegging van de sanctie heeft ontdaan van zijn voertuig bevoordeeld zou worden boven de persoon die nog steeds de beschikking heeft over hetzelfde voertuig (Kamerstukken II, 1987–1988, 20 329, nr. 3, p 49. Uit jurisprudentie en uitspraken van de Nationale ombudsman blijkt dat het begrip "vermag te beschikken" ruim dient te worden uitgelegd en zich bijvoorbeeld uitstrekt tot lease- en huurauto’s en geleende auto’s.
3. Voertuig van overtreding of soortgelijk voertuig
In artikel 28b van de WAHV is bepaald dat de officier van justitie te Leeuwarden alleen het voertuig, waarmee de gedraging is gepleegd of een soortgelijk voertuig, buiten gebruik kan stellen. Om een eenduidige uitleg van het begrip ‘soortgelijk voertuig’ te verkrijgen, is voor de betekenis van 'soortgelijk voertuig' aangesloten bij de in artikel 1.1 van het Voertuigreglement opgenomen voertuigdefinities.
Het soortgelijke buiten gebruik te stellen voertuig moet in overeenstemming zijn met de in het Voertuigreglement opgenomen meest specifieke voertuigdefinitie van het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden. Bijvoorbeeld op een autobus is zowel de definitie bedrijfsauto als bus van toepassing. De voertuigdefinitie bus is in dit geval het meest specifiek. Dit houdt dus in dat bij een met een autobus gepleegde gedraging, uitsluitend de (auto)bus, waarmee de gedraging is gepleegd, dan wel een andere (auto)bus, waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd vermag te beschikken, buiten gebruik kan worden gesteld.
Voor kentekenplichtige voertuigen wordt daarnaast het volgende bepaald. Indien de gedraging is gepleegd met een voertuig, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg dan wordt als soortgelijk voertuig aangemerkt elke ander voertuig, vallende onder dezelfde voertuigdefinitie, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg, waarover degene aan wie de administratieve sanctie is opgelegd vermag te beschikken. Ditzelfde geldt voor voertuigen, waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg.