Buitengebruikstelling geparkeerd voertuig van ander
Een interessante uitspraak over de buitengebruikstelling van een voertuig is die van de Nationale ombudsman van 20 oktober 2011, nr. 2011, 314. Het ging hier om een vrouw wiens auto buiten op straat stond geparkeerd. De boetes stonden op naam van een huisgenoot. Op het moment van buitengebruikstelling was er niemand in of bij de auto.
De vrouw klaagde erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland in opdracht van de officier van justitie van het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden, in het kader van de inning van een boete een auto die op haar naam staat buiten gebruik hebben gesteld. Zij vindt dat niet terecht omdat de boete niet op haar naam staat en de overtreding, waarop de boete betrekking heeft, niet met haar voertuig is gepleegd en op het moment waarop de auto buiten gebruik werd gesteld, zich niemand in haar geparkeerd staande auto bevond.
Vermag te beschikken
De klacht werd uiteindelijk ongegrond verklaard, omdat het ging om een voertuig waarover de persoon op wiens naam de boetes waren gesteld over het voertuig vermocht te beschikken. Dit werd gebaseerd op het feit dat de verbalisanten hem wel eens staande hadden gehouden in die auto.
“In het proces-verbaal schreef de verbalisant W. dat hij omstreeks 6 augustus 2010 uit de hem beschikbare politiebestanden had vernomen dat T. (de persoon op wiens naam de boetes stonden) dertien maal gesignaleerd stond ter zake “Mulder”- buitengebruikstelling voor een totaal bedrag van € 1.914,41.
Uit een eerder contact met T. was W. bekend dat T. geen soortgelijk voertuig als genoemd in het dwangmiddel op zijn naam had staan of in zijn bezit had. Bij een controle op 6 augustus 2010 in het register van de Dienst Wegverkeer (RDW) werd dat nogmaals bevestigd. Wel zag W. dat op het adres van T. een ongewijzigde tenaamstelling op naam van diens partner, verzoekster, stond van de voertuig met kenteken YY-YY-YY.
W. gaf aan dat hij vanaf 6 augustus 2010 op verschillende dagen en tijdstippen huisbezoeken had afgelegd bij de woning van T. en verzoekster, op momenten dat hij het voertuig met kenteken YY-YY-YY bij de woning zag staan. Hij wilde T. op de hoogte stellen van de signaleringen en de dwangmiddelen en hem aansporen om de openstaande boetes te voldoen, aldus W. De woning van T. en verzoekster bevindt zich in een appartementencomplex met een centrale toegangsdeur. Op aanbellen werd niet opengedaan dan wel anderszins gereageerd, aldus W. Hij merkte op dat hem wel was opgevallen dat het voertuig kort na zijn bezoeken herhaaldelijk niet meer op de parkeerplaats nabij de woning aanwezig was.
Verder gaf W. aan dat hij op donderdag 17 juni 2010 met aan collega T. voor diens woning op heterdaad staande had gehouden in verband met rijden tijdens diens ontzegging van de rijbevoegdheid. T. reed die dag in verzoeksters voertuig met kenteken YY-YY-YY. Volgens W. stonden er die dag vier “Mulder”-buitengebruikstellingen open op naam van T. Desgevraagd gaf T. de autosleutel af aan de verbalisanten en haalde spullen uit het voertuig, waaronder voornamelijk gereedschappen en emmers zoals bouwvakkers als T. die gebruiken, aldus W. Daarna werd het voertuig overgebracht naar het politiebureau, waar T. en verzoekster later die avond de openstaande vorderingen betaalden waarvoor het voertuig buitengebruik was gesteld.
Op donderdag 19 augustus 2010 rond 13.30 uur trof W. het voertuig opnieuw aan bij de woning van T. en verzoekster. Uit controle bleek dat de tenaamstelling van het voertuig nog steeds op naam van verzoekster stond. Dat voertuig was volgens W. aan te merken als een soortgelijk voertuig, als genoemd in de signaleringen, waarover T. vermocht te beschikken. Op aanbellen werd niet gereageerd, aldus W. Daarop besloot W. om daadwerkelijk tot buitengebruikstelling over te gaan en riep daartoe collega’s en een politiekraanwagen op. W. zag dat T. tijdens het vastmaken van het voertuig aan de politiekraanwagen voor een openstaand raam van een woning op ongeveer de vijfde verdieping van het appartementencomplex verscheen, maar niets zei en vervolgens weer naar binnen ging.
W. schreef dat T. later die dag per e-mail zijn beklag deed over de buitengebruikstelling van het voertuig van verzoekster en W. sommeerde om deze terug te geven. W. deed vervolgens een afschrift van het proces-verbaal inzake de signaleringen bij T. in het brievenbus.
Toen de openstaande vorderingen door T. noch verzoekster werden betaald, zorgde W. ervoor dat het voertuig werd overgebracht naar het Centrale depot van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Aangezien het voertuig leeg opgeleverd diende te worden, haalde W. de auto leeg. Hij trof daarbij allerlei voorwerpen aan, waaronder verschillende soorten gereedschap.
Op 26 augustus 2010 stuurde T. aan W. opnieuw een e-mail met de eis dat het voertuig van verzoekster en de bijbehorende voorwerpen aan hem en verzoekster zouden worden teruggegeven. W. merkte in het proces-verbaal op dat T. nooit had gereageerd op de berichten die W. hem terug had gestuurd.”
De Nationale ombudsman oordeelde vervolgens als volgt:
“De Nationale ombudsman moet in het onderhavige geval beoordelen of de politie de auto van verzoekster, de partner van T., buiten gebruik mocht stellen hoewel de boetes niet op naam van verzoekster stonden, de overtredingen waarop de boetes betrekking hadden, niet met haar auto waren gepleegd en T. zich op het moment van buitengebruikstelling niet in de auto bevond. Daarmee komt de vraag aan de orde wat in dit kader de reikwijdte is van het begrip “vermag te beschikken” (zie hieronder 2.3).
(..)
Gezien het feit dat T. in ieder geval op 17 juni 2010 als bestuurder van het voertuig van verzoekster was aangetroffen en er bij die gelegenheid vooral spullen uit het voertuig waren gehaald die aan T. toebehoorden, alsmede het feit dat verzoekster zelf niet over een rijbewijs beschikt, komt de Nationale ombudsman tot het oordeel dat de politie er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat T. over het voertuig van verzoekster vermocht te beschikken, ook al troffen zij hem op 19 augustus 2010 niet als bestuurder van dat voertuig aan. Het feit dat T. op 19 augustus 2010 niet als bestuurder van het voertuig werd aangetroffen stond dan ook terecht niet in de weg aan de buitengebruikstelling.”
< Terug naar Buitengebruikstelling