Buitengebruikstelling uitgeleende auto
Wanneer u uw auto uitleent aan een ander, loopt u als eigenaar het risico dat de auto buiten gebruik wordt gesteld als die ander openstaande boetes heeft bij het CJIB. Dat uw auto dat buiten gebruik mag worden gesteld kan worden is gebaseerd op artikel 28b Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (Wahv).
Vermag te beschikken
Naast het voertuig waarmee de gedraging heeft plaatsgevonden mag namelijk ook een soortgelijk voertuig buiten gebruik worden gesteld waarover degene aan wie de sanctie is opgelegd «vermag te beschikken». Het dwangmiddel buitengebruikstelling is bedoeld als pressiemiddel om te komen tot betaling. Onder «beschikken» moet volgens de wetsgeschiedenis worden verstaan «het ten gebruike onder zich hebben». Uit de wetsgeschiedenis blijkt ook dat met deze regeling is beoogd te voorkomen dat de persoon die zich na oplegging van de sanctie heeft ontdaan van zijn voertuig bevoordeeld zou worden boven de persoon die nog steeds de beschikking heeft over hetzelfde voertuig (Kamerstukken II, 1987–1988, 20 329, nr. 3, p 49. Uit jurisprudentie en uitspraken van de Nationale ombudsman blijkt dat het begrip «vermag te beschikken» ruim dient te worden uitgelegd en zich bijvoorbeeld uitstrekt tot lease- en huurauto’s en geleende auto’s.
Uitgangspunt van de Wahv is dat de kentekenhouder in beginsel verantwoordelijk is voor wat er met zijn voertuig gebeurt. Het buiten gebruik stellen van een geleende auto is wettelijk toegestaan op grond van artikel 28b Wahv. De wet stelt daarbij niet als voorwaarde dat het kenteken van de auto op naam staat van degene aan wie de sanctie is opgelegd. Uit jurisprudentie en rapporten van de Nationale ombudsman blijkt dat de toepassing van het dwangmiddel buitengebruikstelling voertuig, in het bijzonder de uitleg van het begrip «vermag te beschikken», als juist en behoorlijk wordt beoordeeld.
In de Wahv is er verder voor gekozen dat degene die de auto heeft uitgeleend deze terug kan krijgen tegen betaling van de openstaande boetes en de kosten van overbrenging en bewaring (artikel 29 Wahv). Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de toenmalige Minister van Justitie eerder heeft geantwoord dat de vraag of degene die de auto leende tegenover de uitlener zorgvuldigheid in acht neemt en dergelijke gevolgkosten aan de uitlener vergoedt, buiten het kader van de Wahv valt (Kamerstukken I, 1996–1997, 23 689, nrs. 5 (p. 6 en 5a (p. 4)).
Kort geding
Op grond van artikel 5 Besluit Administratieve handhaving verkeersvoorschriften ondersteunt het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) de officier van justitie bij het innen van deze administratieve sancties en de daarop gevallen verhogingen en kosten. In opdracht van de officier van justitie verstrekt het CJIB aan opsporingsambtenaren een opdracht tot het toepassen van het dwangmiddel buitengebruikstelling. Vervolgens kunnen opsporingsambtenaren op basis van de feiten en omstandigheden ter plaatse overgaan tot buitengebruikstelling van een voertuig. Of bij een uitgeleende auto daadwerkelijk sprake is van «vermag te beschikken» door degene aan wie de sanctie is opgelegd, is ter beoordeling van de opsporingsambtenaar. Alleen als de betrokkene of de kentekenhouder de buitengebruikstelling naderhand aanvecht (meestal in kort geding), beoordeelt ook het CJIB de feitelijke buitengebruikstelling. Daarbij vindt zo nodig overleg met het Openbaar Ministerie plaats. Alleen als vervolgens het vermoeden ontstaat dat de betrokkene niet over het voertuig vermocht te beschikken, kan worden besloten tot teruggave van het voertuig. Het gaat dan bijvoorbeeld om het vermoeden dat het voertuig onder druk is uitgeleend aan de betrokkene (denk aan machtsmisbruik van een zwakbegaafde). Voordat het CJIB overgaat tot teruggave, overlegt het met de opsporingsambtenaar.