{"id":452,"date":"2013-12-07T17:42:02","date_gmt":"2013-12-07T16:42:02","guid":{"rendered":"https:\/\/gijzelingsadvocaat.nl\/?p=452"},"modified":"2015-08-21T07:30:31","modified_gmt":"2015-08-21T06:30:31","slug":"kort-geding-om-gijzeling-tegen-te-houden-alleen-bij-onregelmatigheden","status":"publish","type":"post","link":"https:\/\/gijzelingsadvocaat.nl\/kort-geding-om-gijzeling-tegen-te-houden-alleen-bij-onregelmatigheden\/","title":{"rendered":"Kort geding om gijzeling tegen te houden alleen bij onregelmatighedigheden"},"content":{"rendered":"
Als eenmaal de kantonrechter de vordering tot het toepassen van gijzeling heeft toegewezen, kunt u vaak nog maar weinig doen om de gijzeling tegen te houden, anders dan het betalen van de boetes waarvoor gijzeling is toegestaan. Men heeft nog wel eens geprobeerd om via een kort geding de gijzeling te voorkomen of te stoppen, maar dat is slechts zelden succesvol.
\n<\/p>\n
Bij de beoordeling van de vorderingen tot opheffing dan wel schorsing van de maatregel van gijzeling wordt als uitgangspunt genomen dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de burgerlijke rechter tot een eigen oordeel komt over de gerechtvaardigdheid of rechtsgeldigheid van de verleende machtigingen. Met dit stelsel is in algemene zin niet verenigbaar dat degene op wie een rechterlijke machtiging tot gijzeling betrekking heeft de gelegenheid zou hebben om door een vordering tegen de staat op grond van onrechtmatige daad de juistheid van een beslissing van de kantonrechter dan wel de aanvaardbaarheid van de procesgang die tot diens beslissing heeft geleid, tot onderwerp van een nieuw geding te maken en aldus door de burgerlijke rechter te laten toetsen. De voorzieningenrechter dient in beginsel uit te gaan van de rechtmatigheid van de door de kantonrechter verleende machtigingen. De voorzieningenrechter dient zich derhalve bij de beoordeling van de vordering tot opheffing of schorsing van de maatregel van gijzeling, of het verbod tot het toepassen van gijzeling terughoudend op te stellen.<\/p>\n
De voorzieningenrechter kan daarom niet ingaan op verweren dat dat het opgelegde dwangmiddel buitenproportioneel zou zijn, dat het dwangmiddel oneigenlijk wordt gebruikt, dat mede door de lange duur het punitief karakter van de maatregel is verlaten en dat de redelijkheid en billijkheid de uitvoering van de maatregel van gijzeling opzij zetten.<\/p>\n
Op het hiervoor geformuleerde uitgangspunt wordt slechts een uitzondering gemaakt indien zich (zeer) bijzondere omstandigheden voordoen of wanneer zich tijdens de procedure tot het verkrijgen van de machtigingen onregelmatigheden hebben voorgedaan, zoals de\u00a0situatie dat de betrokkene voor de zitting bij de kantonrechter niet behoorlijk is opgeroepen.<\/p>\n